ECLI:NL:HR:2017:399

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
16/05434
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraak over griffierecht in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over de hoogte van het te vergoeden griffierecht in verband met een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Delft. De belanghebbende had in hoger beroep een griffierecht van € 503 betaald, maar het Hof had geoordeeld dat de heffingsambtenaar slechts € 124 aan griffierecht diende te vergoeden. De belanghebbende heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de klacht van de belanghebbende gegrond verklaard. Uit ambtshalve ingewonnen informatie bleek dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 503 correct was en dat het Hof ten onrechte een lager bedrag had vastgesteld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar uitsluitend voor zover deze betrekking had op de hoogte van de vergoeding van het griffierecht. De Hoge Raad heeft bepaald dat het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 503 dient te vergoeden, evenals het griffierecht dat bij het Hof was betaald.

Daarnaast heeft de Hoge Raad het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep veroordeeld in de proceskosten van de cassatieprocedure, vastgesteld op € 495 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte vaststelling van griffierechten in belastingzaken en de verplichting van de heffingsambtenaar om de juiste bedragen te vergoeden.

Uitspraak

10 maart 2017
nr. 16/05434
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 2 november 2016, nr. BK 16/00233, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 15/6157) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Delft. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de klacht

2.1.
Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar een griffierecht ten bedrage van € 124 aan belanghebbende dient te vergoeden. Tegen dat oordeel richt zich de klacht van belanghebbende. Onder overlegging van de nota griffierecht voert zij aan dat zij ter zake van het hoger beroep € 503 aan griffierecht heeft betaald.
2.2.
De klacht treft doel. Blijkens ambtshalve ingewonnen informatie bij het Landelijk Diensten Centrum Rechtspraak te Utrecht is op 13 mei 2016 een bedrag van € 503 aan griffierecht met betalingskenmerk [001] en debiteurnummer [002] bijgeschreven op de rekening van het Hof. Dit betalingskenmerk en debiteurnummer komen overeen met de door belanghebbende overgelegde nota griffierecht.
2.3.
Gelet op het onder 2.2 overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

3.Proceskosten

Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover deze betreft de hoogte van de vergoeding van het door belanghebbende in haar hoger beroep betaalde griffierecht,
gelast dat het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 503, en gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoedt het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 503, en
veroordeelt het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 495 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2017.