ECLI:NL:HR:2017:336

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
15/02420
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering en kwalificatie van medeplegen bij hennepteelt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980, was betrokken bij de teelt van hennep in een woning in Amstelveen. Het Hof had de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van hennepteelt, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering van het Hof onvoldoende grond bood voor het oordeel dat de verdachte zo nauw en bewust met anderen had samengewerkt dat zij zich schuldig had gemaakt aan het bewezenverklaarde medeplegen. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten over medeplegen en benadrukte dat voor de kwalificatie van medeplegen nauwe en bewuste samenwerking vereist is, wat niet was aangetoond in deze zaak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De zaak betreft een periode van 1 mei 2007 tot en met 26 juli 2007, waarin de verdachte samen met anderen hennepplanten teelde in een pand. De verdachte had verklaard dat zij en haar vriend in de woning woonden en dat er regelmatig mensen kwamen om de planten water te geven. De politie vond op 26 juli 2007 een hennepkwekerij met ongeveer 848 hennepplanten. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet voldoende had bijgedragen aan de hennepteelt om als medepleger te worden aangemerkt. De uitspraak van het Hof werd vernietigd, en de zaak werd terugverwezen voor herbehandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om de nauwe en bewuste samenwerking bij medeplegen duidelijk te motiveren. Dit arrest heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin de kwalificatie van medeplegen aan de orde is, en onderstreept de noodzaak voor rechters om de bewijsvoering in dergelijke gevallen nauwkeurig te evalueren.

Uitspraak

28 februari 2017
Strafkamer
nr. S 15/02420
LBS/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 mei 2015, nummer 23/004792-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde "medeplegen" ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij in de periode van 1 mei 2007 tot en met 26 juli 2007 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [a-straat 1] ) een hoeveelheid van ongeveer 848 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2007161214-1 van 30 juli 2007 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 4 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, onder meer in als verklaring van verbalisanten:
Op 26 juli 2007 betraden wij, vergezeld van twee medewerkers van het SEON en een medewerker van het NUON de woning aan de [a-straat 1] te Amstelveen.
Bij binnenkomst zag ik, 1e verbalisant, een vrouw de trap afkomen. Ik vroeg haar of zij in de woning woonde. Zij stemde hier mee in.
Ik, 2e verbalisant, liep naar de eerste verdieping en zag dat er zich daar een hennepplantage bevond. Hierop heb ik, 1e verbalisant, de vrouw aangehouden, die later bleek te zijn genaamd: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende [a-straat 1] , [woonplaats] .
Wij zagen dat de slaapkamer aan de achterzijde van de eerste verdieping was ingericht als hennepplantage. Wij zagen dat in de ruimte, na latere telling, 436 hennepplanten stonden waarboven zogenaamde assimilatielampen hingen.
Op de zolder, tweede verdieping, zagen wij een ruimte die was ingericht als hennepplantage. Wij zagen namelijk dat in deze ruimte, na latere telling, 412 hennepplanten stonden waarboven zogenaamde assimilatielampen hingen. Alle goederen met betrekking tot de hennepplantage zijn inbeslaggenomen.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2007161214-3 van 26 juli 2007 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 9 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, onder meer in als verklaring van verdachte:
Ik ben sinds oktober vorig jaar in Nederland. Ik ben samen met mijn vriend gekomen; hij heet [betrokkene 1] . Ik woon al sinds ongeveer maart 2007 op de [a-straat 1] , meestal alleen met mijn vriend. Er zijn wat Nederlandse mensen. Die geven ons 2000,- euro per maand om daar te wonen. We moeten het schoon houden. Ongeveer een maand nadat wij in de woning zijn gaan wonen, zijn ze begonnen met bouwen. Ik weet niet hoe lang het duurde voor dat de plantage op gebouwd was. Er kwamen vaak mensen om de planten water te geven. Ik wist niet wat er stond, maar ik dacht dat het wel iets met drugs te maken had. Mijn vriend regelde alle geldzaken.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2007161214-9 van 26 juli 2007 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 20 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, onder meer in als verklaring van medeverdachte [betrokkene 1] :
Ik ben samen met mijn vriendin naar Nederland gekomen vorig jaar. Het huurcontract van de woning is 1 maart 2007 ingegaan.
Ik heb een Nederlandse blanke man, genaamd [betrokkene 2] , leren kennen. Ik vertelde hem dat ik wel een huis wilde hebben in Nederland. Hij zei vervolgens dat hij mij kon helpen. Ik ontmoet hem nooit. Hij komt overdag als ik weg ben. Hij laat geld achter op de tafel. [betrokkene 2] heeft voor mij een huis gezocht bij [betrokkene 3] in Amstelveen. Ik ben gaan kijken bij het huis samen met mijn vriendin. Daarna ben ik naar [betrokkene 3] zijn huis gegaan en daar hebben we het huurcontract ingevuld. Van [betrokkene 2] moest ik een andere naam opgeven dan mijn eigen naam. [betrokkene 2] zei namelijk als ik mijn eigen Bulgaarse naam op zou geven, dan zou ik geen huis krijgen. Ik heb toen op het huurcontract de naam van [betrokkene 4] , geboren [geboortedatum] 1979. Ik heb dit huurcontract getekend samen met [betrokkene 3] en ik wist dat ik iets tekende zonder mijn eigen naam. Ik heb een maand huur betaald en een maand borg. Het geld had ik van [betrokkene 2] gekregen. Ik kon de woonkamer gebruiken en een slaapkamer op de eerste verdieping. Ik kwam er wonen op 1 mei en toen was alles reeds al verbouwd. Ik mocht op de achterkamer en op de zolder niet komen. Men kwam overdag en ik moest voor acht uur 's ochtends weg zijn en kon 's avonds na zes of zeven uur weer thuis komen. Als [betrokkene 2] in de woning was en de huur moest betaald worden dan legde [betrokkene 2] het geld op tafel. [betrokkene 2] heeft de elektriciteit aangevraagd op naam van [betrokkene 4] . Ik kreeg € 2000,- van [betrokkene 2] en daarvan moest ik de huur en alle rekeningen betalen die binnenkwamen.
4. Een geschrift, zijnde een rapport van de politie Amsterdam-Amstelland Dienst Regionale Recherche, in de zaak contra de verdachte [verdachte], verdacht van overtreding van de Opiumwet. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als verklaring van ing. P.H. Walinga, vast gerechtelijk deskundige:
Na de beoordeling van het uiterlijk werd het materiaal onderzocht met behulp van een van de hieronder genoemde methoden: gaschromatografie met massa-selectieve detectie.
Omschrijving van het materiaal en identiteit: zes bovengrondse plantendelen met vrouwelijke bloemen, vers gewicht 61,4 g, droog gewicht 12,5 g. Is hennep. Hennep is vermeld op lijst 2 behorende bij de Opiumwet."
2.2.3.
Het Hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"De verdachte heeft volgens haar verklaring bij de politie, afgelegd op 26 juli 2007, samen met haar vriend [betrokkene 1] , omstreeks maart 2007 een woning betrokken aan de [a-straat 1] in Amstelveen. Twee niet bij name aangeduide mensen hadden hen gevraagd een huis te huren waarbij zij huur en onkosten zouden betalen en iets zouden gaan bouwen in de woning. Verdachte en [betrokkene 1] kregen maandelijks contant € 2000,- In de woning kwamen regelmatig mensen over de vloer om de 'planten' water te geven. De verdachte heeft voorts verklaard dat 'ze' de ruimte (naar het hof begrijpt: de ruimten waar zich hennepplanten bevonden) hadden afgesloten. De zolder was met houten planken afgesloten en de deur op de eerste verdieping was ook afgesloten. De verdachte wist naar eigen zeggen niet wat er stond, maar dacht dat het wel iets met drugs te maken zou hebben (Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 26 juli 2007, dossierpagina 9 e.v).
In de woning werd door de politie op 26 juli 2007 een hennepkwekerij aangetroffen met daarin ongeveer 848 hennepplanten.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde verklaring van de verdachte, bezien in samenhang (...) met de te bezigen overige bewijsmiddelen, minstgenomen sprake is van voorwaardelijke opzet op het medeplegen van het telen van de in de tenlastelegging bedoelde hoeveelheid hennepplanten. De verdachte heeft immers bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat in de door haar en [betrokkene 1] gehuurde woning hennep zou worden geteeld. Door het niettemin (blijven) huren en ter beschikking (blijven) stellen van haar woning heeft zij hieraan een dusdanig significante bijdrage geleverd dat van medeplegen sprake is."
2.3.
In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 en 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De vraag of aan de bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan hieromtrent geen algemene regels geven, maar slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het formuleren van aandachtspunten alsook door het beslissen van concrete gevallen, waarbij de toetsing in cassatie overigens sterk wordt gekleurd door de precieze bewijsvoering van de feitenrechter, waaronder begrepen een eventuele op het medeplegen toegesneden nadere motivering.
2.4.
De bewijsvoering van het Hof biedt onvoldoende grond voor diens oordeel dat de verdachte zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde medeplegen.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 februari 2017.