ECLI:NL:HR:2017:3267

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
17/01922
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag over minderjarig kind zonder perspectief op terugkeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van het gezag over een minderjarig kind. De moeder, verzoekster in cassatie, had beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg van 31 mei 2016 en de beschikking van het hof van 19 januari 2017, die aan de huidige beschikking zijn gehecht. De moeder was van mening dat de eerdere beslissingen onterecht waren en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de belangen van het kind.

De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, werd gevolgd door de Hoge Raad.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Deze uitspraak benadrukt het belang van het perspectief op terugkeer van een kind in zaken van gezag en de rol van de rechterlijke macht in het beschermen van de belangen van minderjarigen.

Uitspraak

22 december 2017
Eerste Kamer
17/01922
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. C. Reijntjes-Wendenburg,
t e g e n
1. RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Maastricht,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen,
2. [verweerder 2],
3. [verweerster 3],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
4. STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als de moeder en verweerders respectievelijk als de Raad, de pleegouders en de GI.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/03/214303/FA RK 15-4113 van de rechtbank Limburg van 31 mei 2016;
b. de beschikking in de zaak 200.198.019/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 19 januari 2017.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De pleegouders hebben een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van30 november 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
22 december 2017.