Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 23 maart 2017, nr. 15/00809, betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van douanerechten.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende douanerechten. De zaak betreft een beroep in cassatie van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 maart 2017, nr. 15/00809, waarin uitnodigingen tot betaling van douanerechten aan de belanghebbende waren uitgegeven. De Hoge Raad had eerder, op 30 oktober 2015, in een andere zaak (nr. 13/01768) de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. In het huidige geding heeft de belanghebbende een aantal middelen voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof. Zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister van Veiligheid en Justitie hebben verweerschriften ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaat Y.E.J. Geradts uit Amsterdam. De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.