Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 23 maart 2017, nr. 15/00808, betreffende een beschikking op een verzoek om terugbetaling van douanerechten.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 maart 2017, nr. 15/00808, betreffende een verzoek om terugbetaling van douanerechten. De Hoge Raad heeft eerder, op 30 oktober 2015, in een andere zaak (nr. 13/01769) de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. In het huidige geding heeft belanghebbende, [X] B.V., opnieuw beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Veiligheid en Justitie hebben verweerschriften ingediend. De zaak is toegelicht door advocaat Y.E.J. Geradts uit Amsterdam.
De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof bevestigt.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 22 december 2017 openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, en in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.