ECLI:NL:HR:2017:3134

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
17/02157
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2017 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 april 2017. De belanghebbende had aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd gekregen voor de jaren 2012 en 2013. De Hoge Raad beoordeelde de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de belanghebbende een beroep deed op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht.

De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en terug te zenden. Ondanks dat de belanghebbende een verklaring en inkomensspecificaties had ingediend, werd het beroep op betalingsonmacht afgewezen. De griffier had de belanghebbende ook gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn gesteld voor betaling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het griffierecht niet was voldaan. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in cassatieprocedures.

Uitspraak

15 december 2017
Nr. 17/02157
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 4 april 2017, nrs. 16/00284 en 16/00285, betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 4 september 2017 in de gelegenheid gesteld de daarbij gevoegde verklaring omtrent afwezigheid van vermogen binnen twee weken na dagtekening van die brief, volledig ingevuld en ondertekend aan de Hoge Raad terug te zenden. Op 13 september 2017 is een door belanghebbende opgemaakte en ondertekende verklaring, onder bijvoeging van enkele inkomensspecificaties van hemzelf en zijn echtgenote, ter griffie van de Hoge Raad ingekomen. Naar aanleiding van de in die inkomensspecificaties vermelde gegevens is het beroep op betalingsonmacht bij brief van de griffier van 14 september 2017 afgewezen. Tevens is in deze brief meegedeeld dat bij niet tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 22 september 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
Bij brief van 18 oktober 2017 heeft belanghebbende zijn beroep op betalingsonmacht herhaald. In de brief van 23 oktober 2017 heeft de griffier van de Hoge Raad (onder meer) aan belanghebbende meegedeeld dat, gelet op de brief 14 september 2017, op dit herhaalde verzoek niet inhoudelijk zal worden ingegaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 23 oktober 2017 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 15 november 2017 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017.