Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
19 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 13 april 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1989, was betrokken bij een incident waarbij hij na een achtervolging door twee motoragenten klemgereden werd. In een poging om aan de staandehouding te ontkomen, reed hij achteruit op een motoragent en vervolgens vooruit op dezelfde agent. Dit leidde tot een situatie waarin de politieagenten genoodzaakt waren om hun vuurwapens te gebruiken en de verdachte te beschieten.
De Hoge Raad behandelt de middelen van cassatie die door de advocaat van de verdachte, G. Spong, zijn voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep op 19 december 2017. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.