Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
kantoorhoudende respectievelijk te ’s-Hertogenbosch en Rosmalen,
kantoorhoudende te [plaats] ,
Rechtsanwalte,gevestigd te Keulen, Duitsland,
[B]B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
PropertizeB.V.,
gevestigd te Utrecht,
Dixen M.J.W.
van Ingen, in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1] ,
kantoorhoudende respectievelijk te Best en ’s-Hertogenbosch,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
3.Beoordeling van het middel
- i) In 2014 is aan [verzoeker] definitief surseance van betaling verleend.
- ii) Op 5 oktober 2016 heeft ten overstaan van een rechter-commissaris een vergadering van schuldeisers en raadpleging en stemming plaatsgevonden ter zake van een door [verzoeker] aan zijn schuldeisers aangeboden (ontwerp van een) akkoord. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, dat aan belanghebbenden ter beschikking is gesteld.
- iii) [verzoeker] is op 13 oktober 2016 in staat van faillissement verklaard.
art. 268a Fw gebaseerd verzoek (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.14).
10 november 2016 (in de verweerschriften en brieven) hebben aangevoerd (rov. 2.2.3).
art. 268a Fw maken deel uit van de tweede titel van de Faillisementswet en zijn bepalingen waardoor de rechter-commissaris uitdrukkelijk tot beslissingen wordt geroepen.
Dit laatste is niet het geval. Een onderdeel van een wetsvoorstel, welk onderdeel echter nadien is vervallen, heeft ingehouden:
wasin het faillissement van Accessio Beheer B.V (hierna: Accessio). Accessio pretendeerde een substantiële vordering op [verzoeker] , die door [verzoeker] werd betwist met een beroep op een hogere tegenvordering. Door Kemps werd die tegenvordering bevestigd. De rechter-commissaris heeft echter ten gunste van Poorthuis als curator van Accessio beslist dat de tegenvordering van [verzoeker] niet voor verrekening vatbaar was. De rechter-commissaris heeft op 12 augustus 2016 bij de rechtbank een voordracht tot ontslag van Kemps als bewindvoerder van [verzoeker] ingediend, waarop de rechtbank op 7 september 2016 afwijzend heeft beslist. [verzoeker] is met die voordracht en afwijzing pas later bekend geraakt. De voordracht tot ontslag van Kemps plaatst de beslissingen van de rechter-commissaris ten nadele van [verzoeker] in een ander daglicht. Van een onpartijdige en onafhankelijke rechter kan niet meer worden gesproken.
4.Beslissing
8 december 2017.