ECLI:NL:HR:2017:3100

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
17/02448
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en heffingsrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 april 2017. Het betreft een beroep in cassatie tegen de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2004, alsook de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente. Daarnaast is er een aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2009 aan de orde, inclusief een boetebeschikking en een beschikking inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de voorgestelde middelen geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het gevolg van het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de middelen klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

8 december 2017
Nr. 17/02448
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 6 april 2017, nrs. 16/00121 tot en met 16/00128, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2004 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente alsmede de aan haar voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de IB/PVV, de daarbij gegeven boetebeschikking en beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de voorgestelde middelen geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de middelen klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.