ECLI:NL:HR:2017:3055

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
16/05012
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van banken bij afsluiten van renteswaps en de rol van professionele beleggers

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Gerann Holding B.V. en Coöperatieve Rabobank U.A. De zaak betreft de zorgplicht van banken bij het afsluiten van renteswaps, waarbij de vraag centraal staat of de bank de beleggers had moeten waarschuwen voor specifieke risico's en zich ervan had moeten vergewissen dat de beleggers de risico's kenden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Den Haag en arresten van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van Gerann c.s. niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt Gerann c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

1 december 2017
Eerste Kamer
16/05012
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. GERANN HOLDING B.V. ,
gevestigd te Rijswijk ,
2. HUNZEDAL HOLDING B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
3. [eiseres 3] ,
in haar hoedanigheid van executeur-testamentair in de nalatenschap van [betrokkene 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., rechtsopvolger onder algemene titel van de Coöperatieve Rabobank Regio Den Haag U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Gerann c.s. en Rabobank.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/09/447260/HA ZA 13-816 van de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2013 en 14 mei 2014;
b. de arresten in de zaak 200.168.014/01 van het gerechtshof Den Haag van 14 juli 2015 en 21 juni 2016.
Het arrest van het hof van 21 juni 2016 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 21 juni 2016 hebben Gerann c.s. beroep in cassatie ingesteld. Rabobank heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Gerann c.s. mede door mr. P.J. Tanja.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van Gerann c.s. heeft bij brief van 27 oktober 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt Gerann c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
1 december 2017.