In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op 12 april 2016, met nummer 15/00756. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die betrekking had op de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2010. De belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2017 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.