Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
28 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 juni 2016, waarin de verdachte is veroordeeld voor oplichting. De verdachte deed zich bij de verkoop van een snorfiets voor als de rechtmatige eigenaar, terwijl dit niet het geval was. Dit handelen valt onder artikel 326, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, P.J.W. de Water, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 28 november 2017 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.