ECLI:NL:HR:2017:301

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
23 februari 2017
Zaaknummer
16/04246
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake inkomstenbelasting 2012

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd 12 juli 2016, had betrekking op het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Hoge Raad heeft de klacht van belanghebbende beoordeeld, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie kon leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat een klacht geen nadere motivering behoeft als deze niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, en belanghebbende had een conclusie van repliek ingediend, maar deze werd door de Hoge Raad niet in behandeling genomen omdat deze na de gestelde termijn was ingediend. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 24 februari 2017.

Uitspraak

24 februari 2017
Nr. 16/04246
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 12 juli 2016, nr. BK‑16/00009, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 15/6301) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

2.Beoordeling van de klacht

De klacht kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2017.