ECLI:NL:HR:2017:2964

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
16/00765
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak na gewelddadige overval met dodelijke afloop

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval in Rijswijk, waarbij een dodelijke afloop te betreuren viel. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat I.A. Groenendijk. De Procureur-Generaal J. Silvis concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover er geen beslissing was genomen over de vordering van de benadeelde partij en de eventuele oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigden, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. Dit oordeel werd mede gebaseerd op een eerder uitgesproken arrest in een andere zaak (ECLI:NL:HR:2017:2942). De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, waarbij artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie werd ingeroepen. De uitspraak werd gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

21 november 2017
Strafkamer
nr. S 16/00765
TBO/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 20 januari 2016, nummer 22/004501-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.A. Groenendijk, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak uitsluitend voor zover daarbij niet een beslissing is gegeven omtrent de vordering van de benadeelde partij en voor zover daarbij niet een beslissing is gegeven omtrent de eventuele oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, en tot terugwijzing van de zaak in zoverre, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is, mede gelet op het heden uitgesproken arrest in de zaak 16/01136, ECLI:NL:HR:2017:2942, van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers enJ.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 november 2017.