Uitspraak
gevestigd te [plaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te [plaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de uitleg van de splitsingsakte, het splitsingsreglement en het huishoudelijk reglement van een appartementsrecht. Eiseres 1 en eiser 2, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H. Vermeulen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was eerder op 9 augustus 2016 gewezen en had betrekking op een geschil over commerciële verhuur binnen het flatgebouw. De VvE, de vereniging van eigenaren van het flatgebouw, was niet verschenen in de procedure.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit bleek dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de VvE op nihil zijn begroot.
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in splitsingsakten en reglementen binnen appartementsrechten, en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid in dergelijke geschillen.