ECLI:NL:HR:2017:2896

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
17/03582
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gedwongen schuldregeling en de vereisten voor verklaring door aangewezen persoon of instantie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoeker] tegen de vennootschap onder firma GELDVOORELKAAR.NL en de naamloze vennootschap DE VOLKSBANK N.V. Het geschil betreft een verzoek om een gedwongen schuldregeling op basis van artikel 287a lid 1 van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1, onder f, Fw niet was afgegeven door een in artikel 48 lid 1 van de Wet op het consumentenkrediet (WCK) aangewezen persoon of instantie. De advocaat-generaal J. Wuisman had in zijn conclusie tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven.

Uitspraak

17 november 2017
Eerste Kamer
17/03582
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
t e g e n
1. De vennootschap onder firma GELDVOORELKAAR.NL,
gevestigd te Rhenen,
2. De naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en Geldvoorelkaar en De Volksbank.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/09/524537/FT RK 16/2752 van de rechtbank Den Haag van 6 april 2017;
b. het arrest in de zaak 200.214.142/01 van het gerechtshof Den Haag van 18 juli 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Geldvoorelkaar en De Volksbank hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 11 oktober 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.H.T. Heisterkamp als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
17 november 2017.