ECLI:NL:HR:2017:2894

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
17/04119
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over dwangmedicatie en klachtprocedure in BOPZ-zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende dwangmedicatie onder de Wet Bopz. De verzoekster, aangeduid als betrokkene, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg van 23 mei 2017. De rechtbank had in deze beschikking geoordeeld over de klachtprocedure zoals vastgelegd in artikel 41a van de Wet Bopz. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank en stelt vast dat de Stichting Vincent van Gogh, als verweerder in cassatie, niet is verschenen. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen. De advocaat van betrokkene heeft gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

17 november 2017
Eerste Kamer
17/04119
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
de STICHTING VINCENT VAN GOGH LOCATIE RC VENLO,
gevestigd te Venlo,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de Stichting.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/03/231582/BZ RK 17/205 van de rechtbank Limburg van 23 mei 2017.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Stichting heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 27 oktober 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
17 november 2017.