Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
14 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 9 februari 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1962. De verdachte was betrokken bij een gekwalificeerde diefstal met geweld. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door advocaat A.P. Visser uit 's-Gravenhage. In de schriftelijke middelen van cassatie die aan het arrest zijn gehecht, werden verschillende klachten geuit, waaronder de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, het medeplegen van de diefstal en de motivering van de opgelegde straf. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest werd uitgesproken op 14 november 2017 door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.