ECLI:NL:HR:2017:2849

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
16/03438
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over uitzondering op toestemmingsvereiste echtgenoot bij geldleenovereenkomst ten behoeve van bedrijfsuitoefening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en Compagnie Française de Navigation Rhénane S.A. (CFNR). De zaak betreft een geldleenovereenkomst waarbij de vraag centraal staat of er een uitzondering geldt op het toestemmingsvereiste van de echtgenoot, zoals vastgelegd in artikel 1:88 lid 1, onder c, van het Burgerlijk Wetboek (BW). De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam in deze kwestie beoordeeld.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een aantal arresten van het gerechtshof, waaronder een tweede tussenarrest en een eindarrest. CFNR heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de argumenten van beide partijen gehoord, waarbij CFNR werd bijgestaan door haar advocaat en mr. P.E.A. Chao. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, was om het principale cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen van het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 RO, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad heeft vervolgens het principale beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 8.790,34.

Uitspraak

10 november 2017
Eerste Kamer
16/03438
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
COMPAGNIE FRANÇAISE DE NAVIGATION RHÉNANE S.A.,
gevestigd te Straatsburg, Frankrijk,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. C.S.G. Janssens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en CFNR.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/515222/ HA ZA 12-469 van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2012 en 11 december 2013;
b. de arresten in de zaak 200.143.484/01 van het gerechtshof Amsterdam van 2 december 2014 (eerste tussenarrest), 27 oktober 2015 (tweede tussenarrest), 14 december 2015 (rolbeslissing) en 8 maart 2016 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het tweede tussenarrest, de rolbeslissing en het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. CFNR heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping.
De zaak is voor CFNR toegelicht door haar advocaat en mede door mr. P.E.A. Chao.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.

3.Beoordeling van de middelen in het principale beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van CFNR begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
10 november 2017.