Uitspraak
10 november 2017
Eerste Kamer
16/04074
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. S. Bharatsingh en thans mr. J.H. van Gelderen,
t e g e n
de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën),
zetelende te Den Haag,
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Staat.
1.Het geding
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/09/488954/KG ZA 15-701 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 21 juli 2015;
b. de arresten in de zaak 200.176.541/01 van het gerechtshof Den Haag van 3 november 2015 en 10 mei 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2.Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 10 mei 2016 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Staat mede door mr. C.M. Bergman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3.Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4.Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
10 november 2017.
10 november 2017.