ECLI:NL:HR:2017:2837

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
16/05169
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in bestuurs- en belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [Z] uit Marokko, die de herziening vroeg van het arrest van 9 september 2016, met nummer 16/01970 en ECLI:NL:HR:2016:2039. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld aan de hand van de ontvankelijkheid en de relevante wetgeving, met name artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Hoge Raad oordeelde dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde, omdat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die tot herziening van het eerdere arrest konden leiden. Hierdoor werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor ontvankelijkheid in herzieningsprocedures en de strikte toepassing van de relevante wetgeving.

De beslissing werd genomen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, en werd in het openbaar uitgesproken. Deze uitspraak is van belang voor toekomstige herzieningsverzoeken en de toepassing van de wetgeving in bestuurs- en belastingrecht.

Uitspraak

10 november 2017
Nr. 16/05169
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te [Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 9 september 2016, nr. 16/01970, ECLI:NL:HR:2016:2039.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2017.