Uitspraak
[X]te [Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 9 september 2016, nr. 16/01970, ECLI:NL:HR:2016:2039.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [Z] uit Marokko, die de herziening vroeg van het arrest van 9 september 2016, met nummer 16/01970 en ECLI:NL:HR:2016:2039. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld aan de hand van de ontvankelijkheid en de relevante wetgeving, met name artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Hoge Raad oordeelde dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde, omdat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die tot herziening van het eerdere arrest konden leiden. Hierdoor werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor ontvankelijkheid in herzieningsprocedures en de strikte toepassing van de relevante wetgeving.
De beslissing werd genomen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, en werd in het openbaar uitgesproken. Deze uitspraak is van belang voor toekomstige herzieningsverzoeken en de toepassing van de wetgeving in bestuurs- en belastingrecht.