ECLI:NL:HR:2017:2800

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
16/04427
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking inzake beslag op geldbedrag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van klager tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 juni 2016. De Rechtbank had het klaagschrift van klager, dat strekte tot teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 17.100,-, ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de Rechtbank in de strafzaak tegen klager op 19 juli 2017 beslist dat het inbeslaggenomen geldbedrag aan klager moet worden teruggegeven. Deze beslissing in de strafzaak heeft gevolgen voor het cassatieberoep, omdat klager geen belang meer heeft bij het beroep tegen de beschikking van de Rechtbank Gelderland. De Hoge Raad oordeelt dat de beschikking van de Rechtbank, die naar zijn aard een voorlopige beslissing was in afwachting van het oordeel van de strafrechter, niet meer relevant is nu er een definitieve beslissing is genomen in de strafzaak. Hierdoor kan er op het klaagschrift geen andersluidende beslissing meer volgen. De Hoge Raad verklaart klager niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.

Uitspraak

31 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/04427 B
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 juni 2016, nummer RK 16/768, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1.
Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 juni 2016 waarbij een klaagschrift van de klager voor zover strekkende tot teruggave van een geldbedrag van € 17.100,- ongegrond is verklaard.
3.2.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een afschrift van een vonnis van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 19 juli 2017 in de strafzaak tegen de klager. Dit vonnis houdt, voor zover hier van belang, in:
"Teruggave inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten: EUR 17.100,00 (zeventienduizend éénhonderd euro)."
3.3.
Deze beslissing omtrent het beslag in de strafzaak betekent dat de klager, die teruggave heeft verzocht van het inbeslaggenomen geldbedrag ten aanzien waarvan inmiddels bij voormeld vonnis is beslist, geen belang meer heeft bij het beroep tegen voormelde beschikking waarbij het klaagschrift ongegrond is verklaard. De klager dient daarom in het cassatieberoep niet-ontvankelijk te worden verklaard. In de bestreden beschikking is immers naar zijn aard een beslissing gegeven in afwachting van het oordeel van de strafrechter dienaangaande. Door diens beslissing omtrent het beslag in de strafzaak tegen de klager kan op het klaagschrift geen (andersluidende) beslissing meer volgen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 oktober 2017.