ECLI:NL:HR:2017:2799

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
16/02993
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot moord met gebruik van vuurwapen en betrokkenheid bij voorbereidingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer] op 21 februari 2013 te Waalre. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan de aanslag de plaats en de routes had verkend, een gestolen motorscooter had opgehaald en een auto had geleend van [betrokkene 1] om zijn mededader naar de plaats van het schietincident te brengen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten over medeplegen en concludeert dat de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is voor de kwalificatie van medeplegen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, en vermindert de gevangenisstraf van negen jaren naar acht jaren en zes maanden. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen.

Uitspraak

31 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/02993
CeH/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 december 2015, nummer 20/003640-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.G. van den Biezenbos, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt over het bewezenverklaarde medeplegen.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 21 februari 2013 te Waalre ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer] (op een moment dat hij, [slachtoffer] , zijn auto bestuurde) en vervolgens met dat vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
3.2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, onder het opschrift "bijzondere overwegingen omtrent het bewijs" het volgende overwogen:
"Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feiten en/of omstandigheden:
- Op 21 februari 2013 omstreeks 08.10 uur wordt de personenauto met als bestuurder [slachtoffer] opgewacht door een manspersoon met een zwarte (dames)fiets op de Vlasrootlaan te Waalre.
- Deze persoon vuurt op korte afstand met een vuurwapen gericht een kogel af op [slachtoffer] . De kogel gaat door het linker voorportierraam, de rugleuning van de stoel en verlaat de auto via het linker achterportierraam.
- Voornoemde [slachtoffer] die in de auto wegduikt, weet ongeschonden te ontkomen.
- Op de plaats van het schietincident wordt een huls aangetroffen.
- In de directe omgeving van het schietincident wordt kort daarna een damesfiets aangetroffen in het Meertjesven.
- De fiets blijkt de avond tevoren te zijn gestolen.
- Op de huls en de fiets worden bij technisch onderzoek specifiek gelijksoortige schotresten aangetroffen.
- Op de handvatten en het zadel van de fiets worden DNA sporen van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen.
- Op de aangetroffen huls worden DNA sporen aangetroffen die, zij het met mindere mate van zekerheid, kunnen worden herleid naar medeverdachte [medeverdachte] .
- Rond het tijdstip van het schietincident is in de directe omgeving van de plaats waar eerder genoemde fiets is aangetroffen door getuigen een grijze auto gesignaleerd, die met een persoon erin, met draaiende motor staat te wachten.
- Die auto heeft een bijzonder kenmerk, namelijk een gat in de voorbumper links onder de koplamp.
- Een van de desbetreffende getuigen noemt de letter J als eerste van de drie middelste letters van het kenteken.
- Op 5 maart 2013 wordt door de politie een auto gecontroleerd die voldoet aan genoemde kenmerken. De auto, een Audi A3, staat op naam van [betrokkene 1] . Er wordt een foto van de auto gemaakt waarop een niet afgeplakt gat in de voorbumper links is te zien.
- Die auto is door ARS, een kentekenregistratiesysteem, op 21 februari 2013 om 07.23 uur geregistreerd in Geldrop in zuidelijke richting, en om 07.33 uur op de Eindhovenseweg te Aalst in zuidelijke richting, om 08.38 uur op de Noord Brabantlaan te Veldhoven in noordoostelijke richting en om 08.40 uur op de Noord Brabantlaan te Eindhoven in noordoostelijke richting.
- De Eindhovenseweg te Aalst is de verbindingsweg tussen Eindhoven en Valkenswaard. De Vlasrootlaan komt uit op deze weg.
- Op de Noord Brabantlaan te Eindhoven komt de [a-straat] uit, aan welke weg de woning van genoemde [betrokkene 1] is gelegen.
- [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij zijn auto op 20 februari 2013 's avonds laat heeft uitgeleend aan verdachte [verdachte] en dat deze de volgende ochtend rond 09.00 uur de auto heeft teruggebracht. Verdachte [verdachte] heeft de auto van [betrokkene 1] geleend omdat er iets mis was met zijn auto, een rode Volkswagen Golf.
- Verdachte [verdachte] heeft een rode Volkswagen Golf in gebruik, waarmee hij op 20 februari 2013 's middags een ongeluk heeft gehad, waarbij dusdanige schade aan de auto is ontstaan dat er niet veilig meer mee kon worden gereden.
- Op 19 februari 2013 wordt op ongeveer 6 kilometer van de plaats van het schietincident, in de omgeving van een visvijver bij Riethoven door de politie een gestolen motorscooter ontdekt, die is weggezet in een bos. Met deze motorscooter was de plaats van het schietincident te bereiken in een tijd tussen de ongeveer zes en tien minuten.
- Een getuige ziet ter plaatse de persoon, die tevoren op de scooter reed, uit het bos komen lopen zonder de scooter, maar met een helm in zijn hand. Deze persoon stapt in een rode Volkswagen Golf, die van verdachte [verdachte] blijkt te zijn.
- Verdachte [verdachte] verklaart iemand aldaar te hebben opgehaald en dat deze persoon geen helm had.
- Tijdens een nadien afgeluisterd telefoongesprek zegt verdachte [verdachte] over de gebeurtenis met de motorscooter dat die scooter was gevat voor de kale, dat hij tegen de politie had gezegd dat hij een Pool moest ophalen en dat deze persoon geen helm bij zich had en dat hij zich er zo uit had gekletst.
- Medeverdachte [medeverdachte] wordt volgens een van zijn vrienden ook wel "kale" genoemd.
- De eerder genoemde Volkswagen Golf van verdachte [verdachte] is in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 1 maart 2013 slechts in het tijdsbestek van 28 januari 2013 tot en met 20 februari 2013 op 10 verschillende dagen geregistreerd in de omgeving Valkenswaard-Waalre, ook op de verbindingsweg tussen Eindhoven en Valkenswaard.
- In de periode van 4 februari tot en met 20 februari 2013 is zijn auto daar vijf keer geregistreerd op tijdstippen tussen 06.30 uur en 08.08 uur.
- Op 14 februari 2013 wordt de Volkswagen Golf geregistreerd om omstreeks twee uur 's nachts op de weg tussen Eersel en Westerhoven. Een zijstraat van deze weg leidt naar de visvijver bij Riethoven waar de motorscooter is gevonden.
- Uit een combinatie van de ARS-cameraregistraties en telefoonregistratie komt naar voren dat op 14 februari 2013 tijdens een verplaatsing van de Volkswagen Golf van verdachte [verdachte] , de telefoons van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] dezelfde mast aanstralen.
- Uit een afgeluisterd gesprek direct na een uitzending van "Bureau Brabant" en van "Opsporing verzocht" in september 2013, waarin aandacht wordt gevraagd voor een grijze auto met schade die mogelijk te maken kan hebben met het schietincident, blijkt dat verdachte [verdachte] wil weten waar de auto van [betrokkene 1] is gebleven.
- Medeverdachte [medeverdachte] beschikt niet over een rijbewijs.
Uit deze feiten en omstandigheden bezien in onderlinge samenhang en (tijds)verband, ook met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen blijkt, leidt het hof het volgende af:
- Gelet op de geregistreerde bewegingen van de Volkswagen Golf van verdachte [verdachte] voorafgaand aan 21 februari 2013 in en rondom het gebied waar het schietincident heeft plaatsgevonden, met name gelet op de periode waarin, de tijdstippen waarop en de frequentie waarmee die bewegingen hebben plaatsgevonden, is het verdachte [verdachte] geweest die de te gebruiken routes en de plaats van de aanslag, tevoren heeft verkend;
- Verdachte [verdachte] heeft de persoon die een gestolen motorscooter heeft weggezet in een bos in de omgeving van de visvijver bij Riethoven, ter plaatse opgehaald. Gelet op de plaats in het bos waar de scooter is weggezet, in relatie tot de afstand tot de plaats van het schietincident en de snelheid waarmee met die scooter kon worden gereden was deze scooter geschikt en kennelijk bedoeld als vervoermiddel ten behoeve van dat incident, maar kon door ontdekking daarvan op 19 februari 2013, niet als zodanig worden gebruikt, waarna op 20 februari 2013 een fiets werd gestolen die als vervoermiddel door de dader op 21 februari 2013 werd gebruikt. Vorenstaande vindt bevestiging in het afgeluisterde gesprek waarin verdachte [verdachte] aangeeft, sprekend over de bij de visvijver aangetroffen scooter, dat die scooter was gevat voor de kale. Het was kennelijk van belang dat de dader over een ander vervoermiddel dan een auto beschikte.
- Medeverdachte [medeverdachte] , die ook wel kale wordt genoemd, beschikt niet over een rijbewijs.
- Uit de omstandigheid dat verdachte [verdachte] rond het tijdstip van de aanslag in het bezit was van de door hem van [betrokkene 1] geleende Audi A3 en deze auto, zo stelt het hof vast op grond van de desbetreffende getuigenverklaringen in combinatie met de specifieke kenmerken van die auto en de ARS-cameraregistraties, rond het tijdstip van het schietincident is gesignaleerd in de directe omgeving van de plaats waar de damesfiets is aangetroffen, leidt het hof af dat het de verdachte [verdachte] is geweest die de dader op 21 februari 2013 in de directe omgeving van de plaats van het schietincident heeft gebracht, aldaar heeft gewacht en de dader na het incident daar weer vandaan heeft weggebracht. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen de aandacht die verdachte [verdachte] heeft voor de auto van [betrokkene 1] nadat een soortgelijke auto is genoemd in relatie tot de aanslag in onder meer het televisieprogramma "Opsporing verzocht".
- Gelet op vorenstaande alsmede gelet op de omstandigheid dat de schotresten aangetroffen op de huls die is gevonden op de plaats van het schietincident en de schotresten aangetroffen op de kort na de aanslag in de buurt van dat incident aangetroffen zwarte damesfiets zeer specifiek overeenkomen, is het hof van oordeel dat het op die fiets en huls aangetroffen DNA-materiaal van verdachte in voldoende mate past bij medeverdachte [medeverdachte] , zodat vaststaat dat hij degene is die op [slachtoffer] heeft geschoten.
Kwalificatie van het gedrag van de verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte]
Er is op zodanig korte afstand en gericht met een vuurwapen op [slachtoffer] geschoten door medeverdachte [medeverdachte] dat dit minst genomen oplevert voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Medeverdachte [medeverdachte] heeft [slachtoffer] daarbij opgewacht. De actie is gedurende langere tijd zorgvuldig voorbereid. Daarbij is gezorgd voor een vuurwapen en vluchtmiddelen, terwijl voorts de te gebruiken routes tevoren zijn afgelegd alsmede de plaats van de aanslag tevoren is verkend. Door het op deze wijze plegen van de aanslag is ook voldaan aan het vereiste van voorbedachte raad, zoals bewezen verklaard. Verdachte [verdachte] moet gelet op de aard en de intensiteit van zijn handelingen in dit geheel, te weten genoemde voorverkenningen, zijn betrokkenheid bij de motorscooter en het verkrijgen van de vluchtauto alsmede het bij de plaats van de aanslag brengen, wachten en daarvan wegbrengen van medeverdachte [medeverdachte] , precies hebben geweten wat medeverdachte [medeverdachte] ging doen en heeft hem mogelijk gemaakt om dat te doen. Het op deze wijze intensief samenwerken met een duidelijke taakverdeling levert naar het oordeel van het hof op het medeplegen zoals bewezen verklaard. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat nu eenmaal slechts één persoon de trekker van een vuurwapen over kan halen."
3.2.3.
In de aanvulling bewijsmiddelen heeft het Hof voorts het volgende overwogen:
"Op pagina 4 van het verkorte arrest is abusievelijk de navolgende overweging opgenomen:
"De kogel gaat door het linker voorportierraam, de rugleuning van de stoel en verlaat de auto via het linker achterportierraam."
Het hof vervangt deze overweging door de navolgende overweging:
"De kogel gaat door het linker voorportierraam, de rugleuning van de stoel en verlaat de auto via het rechter achterportierraam."
(...)
Op pagina 5 van het arrest is abusievelijk de navolgende overweging opgenomen:
"Verdachte [verdachte] verklaart iemand aldaar te hebben opgehaald en dat deze persoon geen helm had."
Het hof vervangt deze overweging door de navolgende overweging:
"Verdachte [verdachte] verklaart iemand aldaar te hebben opgehaald."
(...)
Op pagina 7 van het arrest is abusievelijk de navolgende overweging opgenomen:
"Gelet op vorenstaande alsmede gelet op de omstandigheid dat de schotresten aangetroffen op de huls die is gevonden op de plaats van het schietincident en de schotresten aangetroffen op de kort na de aanslag in de buurt van dat incident aangetroffen zwarte damesfiets zeer specifiek overeenkomen, is het hof van oordeel dat het op die fiets en huls aangetroffen DNA-materiaal van verdachte in voldoende mate past bij medeverdachte [medeverdachte] , zodat vaststaat dat hij degene is die op [slachtoffer] heeft geschoten."
Het hof vervangt deze zin door de navolgende zin:
"Gelet op vorenstaande alsmede gelet op de omstandigheid dat de schotresten aangetroffen op de huls die is gevonden op de plaats van het schietincident en de schotresten aangetroffen op de kort na de aanslag in de buurt van dat incident aangetroffen zwarte damesfiets zeer specifiek overeenkomen, is het hof van oordeel dat het op die fiets en huls aangetroffen DNA-materiaal in voldoende mate past bij medeverdachte [medeverdachte] , zodat vaststaat dat hij degene is die op [slachtoffer] heeft geschoten."
3.3.
In de arresten HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
3.4.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof onder meer het volgende vastgesteld. De verdachte heeft in de periode voor 21 februari 2013 de plaats van de aanslag en de te gebruiken routes meermalen verkend. Op 19 februari 2013 heeft de verdachte in de omgeving van die plaats de persoon opgehaald die een gestolen motorscooter had weggezet, welke kennelijk bestemd was voor gebruik bij de aanslag. Op 20 februari 2013 heeft hij van [betrokkene 1] diens auto geleend. Op 21 februari 2013 heeft de verdachte met die auto zijn mededader in de directe omgeving van de plaats van het schietincident gebracht, aldaar gewacht en de mededader na het schietincident daar vandaan weggebracht. Kort daarna heeft de verdachte die auto teruggebracht naar die [betrokkene 1] .
3.5.
Het oordeel van het Hof dat de bijdrage van de verdachte aan het bewezenverklaarde delict van voldoende gewicht is en dat derhalve sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is, gelet op hetgeen het Hof heeft vastgesteld over de intensiteit van de samenwerking en de bijdrage van de verdachte in de vorm van verscheidene gedragingen voorafgaand, tijdens en na het bewezenverklaarde feit, toereikend gemotiveerd.
3.6.
Het middel faalt.

4.Beoordeling van het derde middel

4.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze acht jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 oktober 2017.