Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
31 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 maart 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992. De verdachte was betrokken bij een caféruzie waarbij hij een glas in het gezicht van een ander gooide, wat leidde tot zware mishandeling volgens artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging stelde dat het Hof de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit als 'zware mishandeling' onterecht had vastgesteld, aangezien het Hof de verdachte had vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde feit van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling.
De Hoge Raad, in zijn arrest van 31 oktober 2017, heeft de middelen van cassatie van de verdachte beoordeeld. De advocaat van de verdachte, J.C. Reisinger, had middelen van cassatie voorgesteld, terwijl de benadeelde partij werd vertegenwoordigd door advocaat B. Pernot. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.