Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 16 juni 2017, nr. BK-17/00078, betreffende een ten aanzien van belanghebbende voor de jaren 2010 tot en met 2014 gegeven informatiebeschikking.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 juni 2017, betreffende een informatiebeschikking voor de jaren 2010 tot en met 2014. Het beroep in cassatie was geregistreerd onder nummer 17/03678. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroepschrift in cassatie ontvankelijk was. Hierbij werd vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 3 augustus 2017 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 14 september 2017, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Gezien het ontbreken van herstel van het verzuim, heeft de Hoge Raad besloten om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, met toepassing van artikel 6:6 van de Awb.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2017, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en waarnemend griffier F. Treuren aanwezig was.