ECLI:NL:HR:2017:2663

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
19 oktober 2017
Zaaknummer
17/02182
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Venray, opgelegd aan de belanghebbende. De belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en terug te zenden, maar de belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd. Hierdoor heeft de griffier het beroep op betalingsonmacht afgewezen en de belanghebbende gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht.

De belanghebbende heeft vervolgens herhaaldelijk geprobeerd om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen, maar de griffier heeft deze verzoeken buiten beschouwing gelaten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken.

De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting voor de ontvankelijkheid van cassatieberoepen.

Uitspraak

20 oktober 2017
Nr. 17/02182
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 24 maart 2017, nr. 16/00282, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Venray.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 9 mei 2017 in de gelegenheid gesteld de daarbij gevoegde verklaring omtrent afwezigheid van vermogen binnen twee weken na dagtekening van die brief, volledig ingevuld en ondertekend aan de Hoge Raad terug te zenden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft van die geboden gelegenheid niet binnen de in de brief van 9 mei 2017 gestelde termijn gebruik gemaakt.
Bij brief van 30 mei 2017 heeft de griffier van de Hoge Raad het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Tevens is in deze brief meegedeeld dat bij niet tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk kan worden verklaard.
Bij brief van 26 juni 2017 heeft belanghebbende haar beroep op betalingsonmacht herhaald. Dit herhaalde verzoek is door de griffier, mede gelet op de eerder aan belanghebbende toegezonden brief van 30 mei 2017, buiten verdere beschouwing gelaten.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 29 juni 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 1 augustus 2017 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 27 augustus 2017 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2017.