Het Hof heeft in het bestreden arrest ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging het volgende overwogen:
"Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet gedagvaard had mogen worden, omdat naar aanleiding van een 'TOM-zitting' door de behandelend 'TOM-officier van justitie' is toegezegd dat verdachte de vergoeding van de schade aan de benadeelde in termijnen mocht betalen. Dat deze mededeling achteraf onjuist bleek te zijn, moet voor rekening van het Openbaar Ministerie komen, aldus de raadsman.
Uit het dossier volgt dat op 15 april 2015 een 'TOM-zitting' heeft plaatsgevonden. Uit het mede door verdachte ondertekende voorstel blijkt dat toen afgesproken is dat verdachte een werkstraf van 20 uren uit zou voeren, alsmede de schade die de benadeelde heeft geleden ten gevolge van de vernieling - te weten € 1.210,34 - zou vergoeden. Als verdachte, binnen de daartoe gestelde termijn, aan beide voorwaarden heeft voldaan kan hij strafvervolging voorkomen. De werkstraf heeft verdachte succesvol afgerond, maar de betaling van de schadevergoeding is uitgebleven. In dit kader volgt uit het dossier dat verdachte al op 19 april 2015 correspondentie heeft ontvangen waarin duidelijk opgenomen is dat verdachte een acceptgiro zal ontvangen waarop de uiterlijke datum voor de betaling van het volledige schadevergoedingsbedrag staat vermeld. Naar aanleiding van de daaropvolgende acceptgiro, inhoudende dat verdachte voor 24 juli 2015 het volledige bedrag diende te betalen, heeft de raadsman bij brief van 2 juli 2015 aangegeven dat betaling binnen de gestelde termijn niet tot verdachtes mogelijkheden behoort en heeft hij namens verdachte voorgesteld om het bedrag in termijnen van € 50,- per maand te voldoen.
Uit de stukken blijkt dat in eerste instantie per e-mail van 23 juli 2015 instemmend op dit voorstel is gereageerd door de degene die de 'TOM-zitting' heeft gedaan. Bij brief van 16 oktober 2015 heeft het Openbaar Ministerie echter kenbaar gemaakt dat het niet mogelijk is om de voorgestelde betalingsregeling binnen de kaders die het Openbaar Ministerie ter beschikking heeft in te passen. In hetzelfde schrijven heeft het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt dat zij verdachte alsnog zullen dagvaarden voor de Kinderrechter, nu hij niet volledig heeft voldaan ofwel niet kan voldoen aan de voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging. Hierna is verdachte op 26 oktober 2015 gedagvaard voor een zitting op 1 december 2015, waarop de zaak is aangehouden wegens de onduidelijkheid die bestond over voornoemd traject. Bij schrijven van 15 januari 2016 is namens het Openbaar Ministerie de dagvaardingsbeslissing nogmaals toegelicht en is naar voren gebracht dat - voordat tot de beslissing om te dagvaarden is genomen - op meerdere manieren is getracht om de wens tot betaling in termijnen mogelijk maken, doch dit in de uitvoering, dan wel wettelijk niet mogelijk is gebleken.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de teruggenomen toezegging aan de raadsman van verdachte, inhoudende dat verdachte in termijnen kon betalen, aan de vervolging van verdachte door het Openbaar Ministerie in de weg staat.
Van belang wordt geacht dat de onjuiste mededeling enkel betrekking heeft gehad op de mogelijkheid tot termijnbetaling, en niet op de plicht tot schadevergoeding als zodanig. Een niet-gehonoreerde mededeling die slechts betrekking heeft op de uitvoering van (een deel van) de gemaakte afspraken is naar het oordeel van het hof niet zodanig essentieel dat sprake is van een schending van de beginselen van een goede procesorde.
Nu de raadsman reeds in zijn schrijven van 2 juli 2015 heeft aangegeven dat verdachte de schadevergoeding niet binnen de gestelde termijn kon betalen en verdachte ook feitelijk niet heeft betaald, is daarmee niet voldaan aan één van de gestelde voorwaarden om strafvervolging te voorkomen. Gelet op het voorgaande heeft het Openbaar Ministerie in redelijkheid tot het besluit kunnen komen om verdachte te dagvaarden. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman."