Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat de politierechter het openbaar ministerie in eerste aanleg niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens schending van het vertrouwensbeginsel en dat het openbaar ministerie hiertegen in hoger beroep is gegaan. De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld het hoger beroep toe te lichten en voert daartoe - zakelijk weergegeven - als volgt het woord:
Het openbaar ministerie heeft op 25 september 2012 een brief met een kennisgeving van niet verdere vervolging doen uitgaan aan verdachte. Deze kennisgeving betreft een administratieve fout. De zaak was ingevoerd in twee administratieve computersystemen en moest administratief uitgeboekt worden uit het GSP-systeem omdat verdachte vervolgd werd en de zaak dan in het computersysteem Compas ingeschreven moet worden. Om die reden is de zaak in GSP administratief geseponeerd. Deze sepotbeslissing had niet verzonden moeten worden aan verdachte en het openbaar ministerie is daarvoor excuses verschuldigd. Het gaat hier om een evidente misslag, nu het een volstrekt bewijsbare zaak betreft. Bovendien betreft het geweld tegen een hulpverleenster in de psychiatrie, terwijl geweld binnen de GGZ nu juist een grote prioriteit geniet bij het openbaar ministerie.
Deze administratieve fout is ook heel erg zuur in de richting van de benadeelde, want zij heeft geen kennisgeving van niet verdere vervolging gekregen zodat zij ook geen procedure ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering kon instellen.
Ik verzoek het hof, met de argumenten die ik zojuist genoemd heb en die in de appelmemorie staan genoemd het openbaar ministerie ontvankelijk te verklaren en de zaak af te doen.
De raadsvrouw voert het woord overeenkomstig de overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnota. De raadsvrouw voert aanvullend daarop nog - zakelijk weergegeven - als volgt het woord:
Ik heb net aan cliënte gevraagd wat zij dacht toen ze de brief met de sepotbeslissing ontving. Ze zei dat ze opgelucht was dat daarmee de zaak af was. Ze heeft de brief destijds ook besproken met mr. Oude Breuil. Toen zij alsnog een dagvaarding ontving schrok ze.
Verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - het volgende:
Ik heb de sepotbeslissing ontvangen. Ik denk dat ik de dag na ontvangst van de sepotbeslissing bij mr. Oude Breuil ben geweest om te vragen wat de brief betekende. Hij vertelde me dat de zaak hiermee afgedaan was. Het klopt dat ik daarna nog met de reclassering, een psycholoog en een psychiater ben gaan praten. Ik heb dat gedaan omdat het moest. Ik moest daarheen, dus dat deed ik. We hebben toen gesproken over wat er gebeurd is en ik heb daar onderzoeken gehad. Ik heb toen geen contact meer gehad met mijn advocaat.
Op de dag dat de dagvaarding kwam lag ik in het ziekenhuis en werd ik gebeld dat ik naar de zitting moest komen. Ik snapte niet waarom dat moest want de zaak was geseponeerd. Ze zeiden dat ik toch moest komen en ik ben ook op de zitting geweest.
De advocaat-generaal voert -zakelijk weergegeven- als volgt het woord:
Ik wil graag nog het belang van het slachtoffer benadrukken. Het slachtoffer heeft door de gang van zaken niet de mogelijkheid gehad een procedure ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering te entameren. Dit is heel erg zuur en moet meewegen op de weegschaal met aan de andere kant het vertrouwensbeginsel.
Bovendien is het de vraag of verdachte ook echt het vertrouwen heeft gehad dat de strafzaak was afgedaan. Zij is immers ook naar de reclassering, de psycholoog en de psychiater gegaan en heeft zich door hen in het kader van deze strafzaak laten onderzoeken.
De raadsvrouw voert - zakelijk weergegeven - als volgt het woord:
Cliënte heeft echt het vertrouwen gehad dat de zaak klaar was. Zij heeft een brief ontvangen van het openbaar ministerie, zij begreep deze niet en heeft daar toen contact over opgenomen met haar advocaat.
Cliënte is inderdaad naar de gesprekken met de psychiater en psycholoog geweest, maar zij is psychiatrisch patiënte, zij wist niet dat deze gesprekken plaatsvonden in het kader van de strafzaak. Ze wist dat er iets heel erg mis was gegaan, maar voor haar was niet duidelijk dat de psycholoog en psychiater iets met de strafzaak te maken hadden. Daarom begreep zij ook niet dat ze een oproeping kreeg voor de zitting."