In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 23 november 2016, betreffende de naheffingsaanslagen loonheffingen voor de jaren 2009 tot en met 2013. De zaak betreft de belastingplicht van de belanghebbende, een vennootschap, die door de Inspecteur was aangeslagen voor loonheffingen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarbij het middel dat door de Staatssecretaris was voorgesteld niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 990 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.