In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende naheffingsaanslagen loonheffingen die zijn opgelegd aan [X] B.V. over de tijdvakken van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en van 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012. De belanghebbende, [X] B.V., had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 oktober 2016, waarin het Hof had geoordeeld dat de Inspecteur bevoegd was om te beoordelen of de door de werknemers van belanghebbende gevolgde opleidingen voldeden aan de vereisten van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel van belanghebbende slaagde op de gronden die waren vermeld in een eerder arrest van de Hoge Raad van 22 september 2017, nr. 16/03857. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven en dat er een verwijzing moest volgen. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie en gelast dat deze de door belanghebbende betaalde griffierechten vergoedt.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de bevoegdheid van de Inspecteur om opleidingen te toetsen aan de wettelijke vereisten bevestigt. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, waarbij de Hoge Raad de beslissingen omtrent de boeten, proceskosten en griffierecht heeft behouden.