ECLI:NL:HR:2017:2597

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
16/05823
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslagen loonheffingen en bevoegdheid Inspecteur

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende naheffingsaanslagen loonheffingen die zijn opgelegd aan [X] B.V. over de tijdvakken van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en van 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012. De belanghebbende, [X] B.V., had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 oktober 2016, waarin het Hof had geoordeeld dat de Inspecteur bevoegd was om te beoordelen of de door de werknemers van belanghebbende gevolgde opleidingen voldeden aan de vereisten van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel van belanghebbende slaagde op de gronden die waren vermeld in een eerder arrest van de Hoge Raad van 22 september 2017, nr. 16/03857. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven en dat er een verwijzing moest volgen. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie en gelast dat deze de door belanghebbende betaalde griffierechten vergoedt.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de bevoegdheid van de Inspecteur om opleidingen te toetsen aan de wettelijke vereisten bevestigt. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, waarbij de Hoge Raad de beslissingen omtrent de boeten, proceskosten en griffierecht heeft behouden.

Uitspraak

13 oktober 2017
nr. 16/05823
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 26 oktober 2016, nrs. BK-16/00041 en BK-16/00042, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 15/2775 en SGR 15/2776) betreffende de aan belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012 opgelegde naheffingsaanslagen loonheffingen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door A.J.C. Perdaems, advocaat te Breda en R.W.J. Kerckhoffs, advocaat te Amsterdam.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel, dat zich richt tegen het oordeel van het Hof dat de Inspecteur bevoegd is om te beoordelen of de door de werknemers van belanghebbende gevolgde opleidingen voldoen aan de vereisten van de Wet educatie en beroepsonderwijs, slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 22 september 2017, nr. 16/03857, ECLI:NL:HR:2017:2436.
2.2.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de boeten, de proceskosten en het griffierecht,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 503, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers‑van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.