Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
10 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1978, was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling van zijn echtgenoot. De feiten van de zaak dateren van 25 april 2015, toen de verdachte zijn echtgenoot mishandelde tijdens een ruzie. De verdachte stelde dat hij handelde uit noodweer, omdat zijn echtgenoot hem aanviel. Het Hof had echter geoordeeld dat de verdachte zich op elk moment had kunnen onttrekken aan de situatie door de keuken te verlaten, waardoor er volgens het Hof geen noodzaak tot verdediging bestond. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de verdachte zich had moeten onttrekken aan de aanranding. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest en concludeerde dat het Hof bij de beoordeling van de noodweer niet had betrokken of van de verdachte kon worden gevergd dat hij zich aan de aanranding onttrok. Dit leidde tot de vernietiging van het arrest van het Hof en de terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.