ECLI:NL:HR:2017:2554

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
17/02088
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 maart 2017. Het Gerechtshof had eerder het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant behandeld, waarbij navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008 aan belanghebbende waren opgelegd. Belanghebbende heeft in cassatie verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

6 oktober 2017
Nr. 17/02088
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 17 maart 2017, nrs. 15/01186 en 15/01187, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 15/237 en AWB 15/238) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2008 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen en in de premie ingevolge de Zorgverzekeringswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2017.