Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 12 juni 2017, nr. HAA 16/5429, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 28 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een geschil dat voortvloeit uit de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). De Rechtbank had eerder op 12 juni 2017 uitspraak gedaan in het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 28 februari 2017. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad enkel kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat voor de onderhavige zaak, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.