Uitspraak
De erven van [A]te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 18 augustus 2016, nr. BRE 16/648, betreffende de ten aanzien van belanghebbenden geheven leges.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erven van [A] tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 augustus 2016, waarin de rechtbank zich uitsprak over de leges die aan de belanghebbenden waren opgelegd. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door mr. G.J.M.E. de Bont, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbenden beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het arrest is uitgesproken door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren J. Wortel en Th. Groeneveld, en in het openbaar gedaan op 29 september 2017.