Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Nederlandvan 8 mei 2017, nrs. LEE 16/4415 v en LEE 16/4416 v, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 20 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 8 mei 2017, waarin het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 20 december 2016 werd behandeld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.