Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
26 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte was veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal. De Hoge Raad behandelt twee middelen van cassatie. Het eerste middel betreft de bewijsvoering en het beroep op het zwijgrecht door de verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat dit middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het tweede middel betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De Hoge Raad oordeelt dat dit middel gegrond is, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden naar elf maanden en een week. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.