Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
15 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van verzoekster tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 6 maart 2017 een beschikking gegeven in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Verzoekster was door de rechter-commissaris opgeroepen voor een verhoor, en de vraag was of hiertegen hoger beroep openstond. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie, waaronder HR 6 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX8295, waarin is vastgesteld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van verzoekster heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van verzoekster.