ECLI:NL:HR:2017:2371

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
16/02717
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraken inzake inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraken van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 april 2016. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2009. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die eerder de aanslagen had bevestigd. In cassatie heeft belanghebbende een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof in stand laat.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken, waarbij de president en de raadsheren aanwezig waren, evenals de waarnemend griffier.

Uitspraak

15 september 2017
Nr. 16/02717
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 15 april 2016, nrs. 14/00550 en 14/00551, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 12/4067 en 12/4068) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2017.