In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 januari 2017, nr. 15/00788. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 15/1279) betreffende de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2011. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop [X] B.V. een conclusie van repliek heeft ingediend. Deze conclusie werd echter na afloop van de gestelde termijn ingediend, waardoor de Hoge Raad hier geen acht op slaat.
De Hoge Raad heeft de klachten van [X] B.V. beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2017.