ECLI:NL:HR:2017:2353

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
17/02548
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslag en belastingrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep met nummer 17/02548. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 april 2017, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente. De indiener van het beroepschrift, [X] te [Z], werd door de griffier van de Hoge Raad verzocht om binnen vier weken een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht tot het indienen van het beroepschrift over te leggen, of een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie had ingesteld. Deze verzoeken zijn echter niet nageleefd, waardoor de Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren.

Uitspraak

15 september 2017
Nr. 17/02548
Arrest
gewezen op het door
[A]te
[Q]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 19 april 2017, nr. BK‑16/00361, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
Bij aangetekende brief van 31 mei 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht tot het indienen van het beroepschrift in cassatie over te leggen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld, dat deze daarmee instemt. De indiener van het beroepschrift is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld, en zal de Hoge Raad om die reden het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2017.