In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep met nummer 17/02548. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 april 2017, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente. De indiener van het beroepschrift, [X] te [Z], werd door de griffier van de Hoge Raad verzocht om binnen vier weken een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht tot het indienen van het beroepschrift over te leggen, of een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie had ingesteld. Deze verzoeken zijn echter niet nageleefd, waardoor de Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren.