Uitspraak
[X] Ltdte
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 8 februari 2017, nr. SGR 16/6673 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 10 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] Ltd tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het beroep in cassatie was ingediend tegen de uitspraak van 8 februari 2017, nr. SGR 16/6673 V, die betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 10 november 2016. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 5 mei 2017 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden. Een tweede brief op 6 juni 2017, waarin belanghebbende werd gevraagd om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht, werd eveneens niet ontvangen. Aangezien belanghebbende niet heeft gereageerd op deze verzoeken, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard.