In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 14/02779. De zaak betreft een beroep in cassatie van [X2] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 17 april 2014, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem werd behandeld. De kwestie draait om de uitnodigingen tot betaling van douanerechten die aan de belanghebbende zijn uitgereikt. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bekrachtigd en het beroep in cassatie ongegrond verklaard.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop de belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek. De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 17 februari 2015 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De belanghebbende heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd, en de Staatssecretaris heeft ook schriftelijk gereageerd op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 mei 2017, dat relevant was voor deze zaak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling van het middel geconcludeerd dat het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in een eerder uitgesproken arrest in een aanverwante zaak. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is aan de belanghebbende en de Staatssecretaris van Financiën bekendgemaakt.