ECLI:NL:GHAMS:2014:1371
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Douanewaarde en vrachtkosten bij invoer van goederen in de EU
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de douanewaarde van ingevoerde goederen. De belanghebbende, een douane-expediteur, had bezwaar gemaakt tegen een uitnodiging tot betaling van douanerechten die door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane was opgelegd. De inspecteur had de douanewaarde vastgesteld op basis van de vrachtkosten die de expediteur aan de opdrachtgever in rekening had gebracht. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat de douanewaarde van ingevoerde goederen moet worden verhoogd met de kosten van vervoer en verzekering tot de plaats van binnenkomst in de EU, zoals vastgelegd in het Communautair douanewetboek (CDW). De belanghebbende betwistte dat de in rekening gebrachte vrachtkosten als kosten van vervoer konden worden aangemerkt, omdat deze ook een opslag voor winst zouden bevatten. Het Hof verwierp deze stelling, verwijzend naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die stelt dat alle hoofd- en nevenkosten die verband houden met het vervoer van goederen naar de EU tot de kosten van vervoer behoren.
Het Hof concludeerde dat de inspecteur terecht de vrachtkosten had opgenomen in de douanewaarde, omdat deze kosten daadwerkelijk door de opdrachtgever waren betaald. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. De kosten van de procedure werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de kosten.