Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
12 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2017 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1973, was eerder veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf voor het plegen van seksuele handelingen met iemand beneden de twaalf jaar. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een verkapte uitlevering door Thailand aan Nederland, wat volgens de aanvrager had moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie of een lagere straf. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aanvraag niet onderbouwd was en dat er geen bewijs was dat de Nederlandse autoriteiten betrokken waren bij de uitlevering. De documenten die bij de aanvraag waren gevoegd, gaven geen aanleiding om te concluderen dat de aanvrager onterecht was behandeld. De Hoge Raad concludeerde dat er geen sprake was van een uitzonderlijk geval en wees de aanvraag tot herziening af.