Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
14 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een veroordeling wegens medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte heeft het slachtoffer met messen in de rug en borst gestoken. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 mei 2015. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 14 februari 2017 het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.