Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
5 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennep, alsook voor witwassen. Het Hof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 125.800,- op basis van een eenvoudige kasopstelling. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk is. Het Hof heeft nagelaten te motiveren of het geschatte bedrag uitsluitend gerelateerd is aan het bewezenverklaarde witwassen of ook aan andere strafbare feiten. De Hoge Raad concludeert dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende gemotiveerd is en vernietigt de uitspraak van het Hof. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel en de toepassing van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafrecht.