ECLI:NL:HR:2017:215

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
15/05327
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid bij niet tijdig voldoen aan publicatieplicht jaarrekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E. Bruning, heeft cassatie ingesteld tegen de curator, mr. A.R. de Vries-Oosterveld, in het faillissement van Exiton B.V. De zaak betreft de vraag of de bestuurder van een failliete vennootschap aansprakelijk kan worden gesteld op basis van artikel 2:248 BW, in het bijzonder in het geval van niet tijdig voldoen aan de publicatieplicht van de jaarrekening. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en het arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat er een vermoeden bestaat dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

10 februari 2017
Eerste Kamer
15/05327
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
mr. A.R. DE VRIES-OOSTERVELD, handelend in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van Exiton B.V.,
kantoorhoudende te Leiden,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. M.M. Stolp en mr. A.M. van Aerde.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de curator.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/09/441656/HA ZA 13-460 van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2013 en 8 januari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.141.363 van het gerechtshof Den Haag van 9 juni 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep en vordert wettelijke rente over de toe te wijzen proceskosten.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 23 december 2016 op die conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft deze brief terzijde gelegd, nu deze niet is beperkt tot een beknopte reactie op de conclusie en de omvang van de reactie niet wordt gerechtvaardigd door nieuwe elementen in de conclusie.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 februari 2017.