Uitspraak
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te Leiden,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E. Bruning, heeft cassatie ingesteld tegen de curator, mr. A.R. de Vries-Oosterveld, in het faillissement van Exiton B.V. De zaak betreft de vraag of de bestuurder van een failliete vennootschap aansprakelijk kan worden gesteld op basis van artikel 2:248 BW, in het bijzonder in het geval van niet tijdig voldoen aan de publicatieplicht van de jaarrekening. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en het arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat er een vermoeden bestaat dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.