ECLI:NL:HR:2017:182

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
16/03974
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak wegens poging doodslag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft meermalen vanuit een langzaam rijdende auto met een vuurwapen geschoten in de richting van de voordeur van een woning waar vier personen zich bevonden. Het Gerechtshof heeft op 27 juli 2016 uitspraak gedaan in deze strafzaak, met nummer 20/000990-14. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat A.H. Westendorp.

De Hoge Raad heeft op 7 februari 2017 het cassatieberoep beoordeeld. De Raad oordeelt dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2017:182 en is een belangrijke uitspraak in het kader van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in strafzaken.

Uitspraak

7 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/03974
AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 juli 2016, nummer 20/000990-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.H. Westendorp, advocaat te 's-Gravenhage, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2017.