In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft besluiten van de Minister van Defensie, waarbij de belanghebbende werd aangewezen als herplaatsingskandidaat volgens het Sociaal Beleidskader Defensie 2012, en de afwijzing van een verzoek om toepassing van het Sociaal Beleidskader Defensie 2004. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het indienen van een beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in deze specifieke situatie. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad enkel kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van administratieve rechters voor zover dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de raadsheren.