ECLI:NL:HR:2017:1331

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
16/04541
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en boetebeschikkingen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 augustus 2016, waarin naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en bijbehorende boetebeschikkingen zijn opgelegd over de tijdvakken van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 en van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De Hoge Raad heeft eerder, op 15 november 2013, uitspraken van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2017 door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

14 juli 2017
Nr. 16/04541
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 9 augustus 2016, nrs. 13/01297bis en 13/01298bis, betreffende aan belanghebbende de over de tijdvakken van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 en van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Het eerste geding in cassatie

Bij arresten van de Hoge Raad van 15 november 2013, nrs. 12/00597 en 12/00600, zijn vernietigd de uitspraken van het Gerechtshof te ’s‑Hertogenbosch (nrs. 09/00298 en 09/00299), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017.